Advies over wetsvoorstel vervangend onderwijs bij richtingbezwaren
De Onderwijsraad adviseert de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media om een wetsvoorstel over vervangend onderwijs bij richtingbezwaren niet in de huidige vorm in te dienen. De Onderwijsraad is voorstander van een wettelijke regeling voor vervangend onderwijs bij een vrijstelling vanwege richtingbezwaren. Zo wordt het recht op onderwijs voor de betrokken kinderen gewaarborgd. Maar het wetsvoorstel dat nu voorligt, stuit op principiële en praktische bezwaren van de raad.
Ouders kunnen vrijstelling krijgen van de plicht om hun kind(eren) bij een school in te schrijven, als ze op grond van godsdienst of levensovertuiging bezwaren hebben tegen de richting van alle scholen in hun buurt. Op dit moment is niet wettelijk geregeld dat de kinderen wel onderwijs krijgen en waaraan dat onderwijs moet voldoen. Het wetsvoorstel regelt dat ze deze vrijstelling straks alleen nog kunnen krijgen als ze voor vervangend onderwijs zorgen in de vorm van thuisonderwijs. Dat onderwijs moet van voldoende kwaliteit zijn. De inspectie ziet daarop toe.
Stel realistische eisen met focus op doelen en resultaten
De raad beveelt aan om het wetsvoorstel in te steken vanuit een duidelijke, principiële keuze over de wenselijkheid van thuisonderwijs. In uitzonderlijke gevallen is een vrijstelling volgens de raad nodig om tegemoet te komen aan gemoedsbezwaren van ouders. Daarvoor hoort de wetgever dan ook echt ruimte te bieden door realistische eisen te stellen.
De raad plaatst vraagtekens bij de praktische uitvoerbaarheid en de noodzaak van diverse eisen. Een deel van de eisen gaat op een hoog detailniveau over de vormgeving en uitvoering van het onderwijs. De raad is daarnaast kritisch over de voorgestelde manier van toezicht houden en waarschuwt ervoor dat toezicht over een papieren werkelijkheid zal gaan.
Daarom pleit de raad voor een benadering die minder uitgaat van de inrichting van het onderwijs en meer van doelen en resultaten. Als ouders in een meerjarig plan laten zien dat ze aan inhoudelijke doelen werken en kinderen bij toetsen voldoende voortgang laten zien, hoeft de overheid niet zulke strikte eisen te stellen aan waar, wanneer en van wie kinderen thuisonderwijs krijgen. Dat geeft ouders meer ruimte en kan de onderwijskwaliteit effectiever waarborgen.