Duurzaamheid als richting in het onderwijs
In dit advies buigt de raad zich op verzoek van de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de vraag of duurzaamheid is aan te merken als een richting in de zin van de planningssystematiek van de Wet op het voortgezet onderwijs. Gelet op het huidige, vooralsnog geldende kader, dat is gebaseerd op de betekenis die in de rechtspraak en eerdere adviezen van de raad aan het begrip richting is gegeven, adviseert de raad om duurzaamheid niet aan te merken als richting in de zin van de onderwijswetten. Of het thema duurzaamheid aandacht in het onderwijs verdient, is in dit advies niet aan de orde.
Duurzaamheid niet aan te merken als richting in de zin van de onderwijswetten
De raad herkent in duurzaamheid geen onderscheiden, welbepaalde levensovertuiging. Daarvoor is het begrip zoals dat in het maatschappelijk verkeer wordt verstaan, te onbepaald en onvoldoende onderscheidend. Hij meent dat het thema duurzaamheid ook binnen bestaande scholen (openbaar of van enige richting) ruime aandacht krijgt en kan krijgen. Bovendien meent de raad dat gelet op de andere te toetsen criteria sprake is van onvoldoende samenhang, een te weinig omlijnde achterban en onvoldoende institutionele verankering in diverse maatschappelijke domeinen om bij duurzaamheid te kunnen spreken van één in de Nederlandse samenleving waarneembare beweging.
Samenloop met ‘meer ruimte voor nieuwe scholen’
De raad heeft overigens kennisgenomen van het voornemen van de regering om meer ruimte te scheppen voor nieuwe scholen. De raad heeft zich al eerder uitgesproken over aanpassing van de planningssystematiek. Hij verwijst hier kortheidshalve naar zijn advies over het conceptwetsvoorstel Meer ruimte voor nieuwe scholen. Een en ander neemt evenwel niet weg dat, zoals ook door de minister gevraagd, vooralsnog moet worden uitgegaan van de wettelijke eis dat bekostiging van een school voor voortgezet onderwijs gerelateerd is aan ‘de verlangde richting’.