Verder met burgerschap in het onderwijs
De raad constateert dat de ontwikkeling en implementatie van burgerschapsonderwijs een complexe opgave voor scholen blijkt. Er zijn nog weinig bewezen effectieve methoden en instrumenten voorhanden en de wetgeving is onduidelijk. De raad doet drie aanbevelingen gericht op de verdere ontwikkeling van het burgerschapsonderwijs. In zijn visie vormt het leren functioneren in een democratische samenleving een gemeenschappelijke opdracht voor alle scholen.
De raad ondersteunt de keuze van de overheid om de regie van het burgerschapsonderwijs zo veel mogelijk bij de scholen te laten. Deze keuze past goed binnen de Nederlandse vrijheid van onderwijs, waarbij scholen autonoom zijn als het om de onderwijsinhoud en de pedagogisch- didactische aanpak gaat. De raad vindt wel dat de gemeenschappelijke kern van het burgerschapsonderwijs beter dan nu het geval is, omschreven moet worden en tot uitdrukking gebracht in wet- en regelgeving. De verdere ontwikkeling van het burgerschapsonderwijs ligt bij scholen zelf, maar de overheid kan een actievere rol vervullen dan nu het geval is. Om dit te bereiken formuleert de raad drie aanbevelingen voor het primair en voortgezet onderwijs, het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, en het middelbaar beroepsonderwijs.
Aanbeveling 1: zet in op steun aan de scholen en leraren
Scholen verdienen steun bij het werken aan burgerschapsonderwijs. De raad vindt het van belang dat overheid en (onderwijs)instanties in de communicatie met en over scholen en het onderwijs uitdragen dat burgerschapsonderwijs van grote waarde is. Bijdragen aan de burgerschap van jongeren is een kerntaak van het onderwijs. Tevens dient duidelijk gemaakt te worden dat scholen er niet alléén voor (mogen) staan. De school deelt haar burgerschapsopdracht met het gezin, de wijk, verenigingen, de overheid en andere socialiserende instanties. Ook voor de lerarenopleiding en lerarenopleiders is hierbij een taak weggelegd. Daarnaast kunnen scholen ondersteund worden bij het expliciteren van wat zij beogen en al doen. Hierbij is het wenselijk dat er een landelijk ondersteuningsaanbod beschikbaar is. Het ministerie van OCW kan succesvolle ontwikkelingen in het burgerschapsonderwijs beter belichten. Tot slot hebben scholen tijd nodig om het burgerschapsonderwijs goed vorm te kunnen geven.
Aanbeveling 2: stimuleer systematische kennisopbouw
Een belangrijke belemmering voor het realiseren van kwalitatief goed burgerschapsonderwijs is het ontbreken van kennis over welke aanpak geschikt is voor het nastreven van bepaalde burgerschapscompetenties en voor welke leerlingen. Voor de verdere ontwikkeling van het burgerschapsonderwijs vindt de raad het noodzakelijk dat er systematische kennisopbouw plaatsvindt. De raad adviseert de minister om hiervoor een (netwerk)organisatie te zoeken of te creëren waarin scholen, instellingen voor onderwijsondersteuning en onderzoeksinstellingen samenwerken, en deze te faciliteren bij het uitvoeren van de beoogde ontwikkel- en onderzoekagenda.
Aanbeveling 3: bied scholen een inhoudelijk kompas
De inhoudelijke kern van burgerschapsonderwijs bestaat volgens de raad uit het leren functioneren in een democratische gemeenschap. Deze kern kan beter dan nu tot uitdrukking gebracht worden in de kerndoelen van de verschillende onderwijssectoren. Ook verdient het aanbeveling om het verband tussen de kerndoelen en de doelbepaling burgerschap te expliciteren in elk (nieuw) besluit kerndoelen voor een sector. Daarnaast adviseert de raad de minister om de doelbepaling te vereenvoudigen en vast te leggen dat scholen in het schoolplan verantwoording afleggen over de kwaliteit van hun burgerschapsonderwijs. Tot slot behoort steeds duidelijk te zijn dat de maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs deel uitmaakt van de burgerschapsopdracht aan scholen.