Leerlingvolgsysteem en tussentoets
Het kabinet wil een cultuur van opbrengstgericht werken bevorderen, om zodoende het beste uit leerlingen te halen. Het kabinet is voornemens hiervoor twee instrumenten in te zetten: het gebruik van een diagnostische tussentijdse toets voor Nederlands, Engels, Wiskunde/rekenen; en een verplichting tot het hebben en gebruiken van een leerlingvolgsysteem. De minister heeft de Onderwijsraad gevraagd te adviseren over een voorstel tot wijziging van enkele wetten die met de invoering van deze instrumenten samenhangen. De raad stelt in zijn advies dat een leerlingvolgsysteem en toetsen kunnen bijdragen aan hogere leerprestaties maar adviseert scholen vrij te laten in de keuze daarvan.
De raad ondersteunt de minister in het streven scholen te stimuleren tot een hogere onderwijskwaliteit en hogere leerprestaties. Opbrengstgericht werken draagt daaraan bij. Een leerlingvolgsysteem, periodieke toetsen en vergelijking met andere scholen zijn hiervoor onmisbaar. De raad kan zich daarom vinden in het voorstel van de minister een leerlingvolgsysteem verplicht te stellen dat tenminste de vorderingen van de leerlingen op de doorstroomrelevante vakken op een systematische en overdraagbare manier bijhoudt.
Tussentijds toetsen biedt scholen goede aanknopingspunten voor de verbetering van het onderwijsaanbod. Desgewenst kunnen scholen hiervoor gebruik maken van een toets die de overheid ter beschikking stelt. De raad ziet momenteel geen noodzaak een jaarlijkse uniforme toets wettelijk verplicht te stellen. Het heeft de voorkeur de komende jaren met het scholenveld naar juiste arrangementen te zoeken om de leervorderingen van leerlingen te monitoren en hun leerprestaties te verhogen. Een verplichte jaarlijkse landelijke toets is naar zijn oordeel evenmin nodig als het gaat om een adequate uitvoering van de ministeriele stelselverantwoordelijkheid. Hiervoor volstaat dat de scholen eens in de vijf jaar via een steekproef verplicht deelnemen aan een landelijke peiling naar het beheersingsniveau van leerlingen op de doorstroomrelevante vakken.
Internationaal vergelijkend onderzoek vindt de raad van waarde voor het Nederlandse onderwijs. Hij adviseert de minister deelname daaraan echter niet te verplichten maar die te stimuleren, door met de scholen te komen tot een gedeelde visie op het nut en de noodzaak van internationaal vergelijkend onderzoek en het gebruik van de resultaten voor de verbetering van het eigen onderwijs.