Onderwijs vormt

Besteden scholen en leraren tegenwoordig nog wel aandacht aan vorming van leerlingen? Deze vraag was voor de Eerste Kamer aanleiding om advies te vragen van de Onderwijsraad. De vraag van de Eerste Kamer is begrijpelijk. Aandacht voor vorming lijkt grotendeels te zijn verdwenen, niet alleen uit het onderwijs maar uit de samenleving als geheel. Maatschappelijke instituties die vroeger een belangrijke vormende rol vervulden, zoals gezin, kerk en school, hebben sterk aan betekenis ingeboet.

Geen vorming meer?

De Onderwijsraad nuanceert het verdwijnen van die vormingscultuur. Door de tijd heen zijn er diverse vormingsidealen geweest. Steeds hingen die nauw samen met maatschappelijke omstandigheden en vigerende opvattingen over opvoeding en onderwijs. Eén daarvan was de Bildungstraditie, waarschijnlijk het ideaal dat, achteraf bezien, de meeste mensen heeft geïnspireerd. Mensen denken vaak aan deze traditie wanneer ze zeggen dat er geen vorming meer is in het onderwijs. De Bildungstraditie is inderdaad verdwenen, maar daarmee vorming nog niet.

Aandacht voor vorming is nog steeds belangrijk en gewenst. Niet in de eerste plaats omdat het een wettelijke taak van scholen is, maar omdat kinderen en jongeren vorming nodig hebben. De complexe, pluriforme en dynamische samenleving stelt hoge eisen aan zowel hun persoonlijkheid als hun functioneren in sociaal-maatschappelijk en beroepsmatig opzicht.

Aandacht voor vorming moet wel eigentijds zijn. De Onderwijsraad noemt twee aspecten van vorming die belangrijk zijn bij een eigentijdse invulling: oriëntatie bieden en uitnodigen tot zingeving. Bij vorming gaat het ten eerste om brede cultuuroverdracht en oriëntatie bieden, door jongeren kennis, waarden en richtinggevende noties aan te reiken. Vorming is ten tweede een relatief open proces; leerlingen gaan ‘in dialoog met’ wat hen is aangereikt. Zo kunnen zij voor zichzelf ontdekken wat zij richtinggevend en van waarde vinden en een bepaalde betrokkenheid bij waarden, doelen of idealen (zingeving) krijgen.

Centrale rol voor de leraar

Het advies stelt de rol van de leraar centraal. Om zich te kunnen vormen hebben kinderen en jongeren anderen nodig, onder wie leraren. Leraren kunnen bij uitstek de wereld van leerlingen verbreden en verdiepen. Leraren kunnen ingaan op wat hen drijft in hun vak of op de waarden of idealen waardoor zij zich laten leiden. Bovendien geldt: een leraar is, door wie hij is en hoe hij optreedt, altijd vormend bezig – bedoeld en onbedoeld.

Mogelijkheden benutten

Uit een op verzoek van de Onderwijsraad uitgevoerde enquête blijkt dat leerkrachten en docenten zich goed bewust zijn van hun vormende rol. Aandacht voor kennis en prestaties plaatsen zij ook niet tegenover vorming, maar ze zien beide juist in elkaars verlengde. Vanuit deze invalshoek benutten zij in hun dagelijkse onderwijspraktijk tal van mogelijkheden voor vorming. Bewustwording van de eigen vormende rol biedt dus kansen. Vorming hoeft ook niet altijd via kennisoverdracht of via aandacht voor cultuur. Vorming vindt ook plaats door de manier waarop een leraar contact maakt met leerlingen en de manier waarop hij op hen reageert. Vorming zal daarmee vaak ook in ‘het alledaagse’ zijn te vinden, bijvoorbeeld in een gebaar van de leraar of in het stellen van een belangstellende vraag.

Aanbevelingen

De belangrijkste aanbeveling voor leraren en docenten is dan ook: onderken uw rol bij vorming en ontwikkel gevoel voor vormende mogelijkheden in onderwijssituaties. Daarmee is uiteraard niet alles gezegd. Schoolleiders en -bestuurders kunnen leraren hierbij ondersteunen door een heldere pedagogische visie te ontwikkelen: wat willen wij als school met ons onderwijs, wat willen we leerlingen/studenten bieden aan oriëntatie en zingeving en welke waarden staan daarin centraal?

Van de minister vraagt de Onderwijsraad sterker te benadrukken dat eigentijdse vorming en kennisoverdracht bij elkaar horen en elkaar kunnen versterken. Tot slot: vorming is geen thema dat met enkele aanbevelingen afdoende onder de aandacht is gebracht. De Onderwijsraad wil vorming nadrukkelijk op de agenda plaatsen van beleidsmakers, scholen en instellingen en de samenleving als geheel. Aan de Eerste Kamer daarom het advies om enkele debatten over vorming met diverse partijen te organiseren.