Column FD: Maak het onderwijs robuuster en crisisbestendig

Edith Hooge

De coronacrisis en de oorlog in Oekraïne tonen ons dat we het onderwijs veel meer moeten voorbereiden op mogelijke crises, schrijft hoogleraar Edith Hooge.

Langzaam begint het stof van de coronacrisis neer te dalen. Door de omikrongolf valt nog heel wat onderwijs uit, maar er komt desondanks ruimte om de balans op te maken. Wat is nodig om het onderwijs robuuster te maken in het geval zich een nieuwe crisis voordoet?

We zien overal de discussie ontstaan hoe we op de lange termijn moeten omgaan met pandemieën en andere grootschalige rampen of crises die onze samenleving en economie ontwrichten. Want corona is een blijvertje. En dat niet alleen, de oorlog in Oekraïne laat de internationale impact van conflicten en oorlog(sdreiging) zien. Maar ook natuurrampen zoals overstromingen, storm of hitte hebben wereldwijd grote gevolgen.

Niet cruciaal

Bij een langetermijnstrategie voor het onderwijs bestaat een onderscheid tussen hoe we ‘in’ het onderwijs moeten omgaan met crises en hoe we ‘met’ het onderwijs moeten omgaan.

Laat ik bij het laatste beginnen. Meteen in het begin van de coronacrisis werden alle scholen gesloten en het onderwijs teruggebracht tot afstands- en thuisonderwijs. Het onderwijs werd gezien als een instrument om de pandemie te beheersen en niet als noodzakelijk om de samenleving draaiende te houden, zoals dat bijvoorbeeld wel gold voor het openbaar vervoer.

De negatieve gevolgen hiervan kwamen hard aan en werden breed gevoeld. Bij leerlingen, studenten en onderwijsprofessionals die hebben ervaren hoe belangrijk het sociale contact in het onderwijs eigenlijk is. Bij ouders die thuisonderwijs gaven en ontdekten dat onderwijs geven echt een vak is. En bij werkgevers en ondernemers die plotseling ervoeren hoe belangrijk ook de opvangfunctie van onderwijs is.

Nu het besef doordringt hoe cruciaal het onderwijs is voor de samenleving en de ontwikkeling en het welbevinden van jonge generaties, wordt er gelukkig een lans gebroken om anders met onderwijs om te gaan in tijden van crisis. Zo adviseerde Het Platform Perspectief Jongeren in december vorig jaar de toenmalige demissionaire minister van Onderwijs Arie Slob om te focussen op wat nodig is om het onderwijs op een veilige en verantwoorde manier te laten verlopen, in plaats van de scholen te sluiten om een virus in te dammen. In een crisis moet de vraag niet langer zijn ‘houden we het onderwijs open of niet’, maar ‘hoe kan onderwijs in volwaardige vorm blijven doorgaan en het onderwijssysteem in zijn totaliteit zo goed mogelijk blijven functioneren’.

‘De laatste decennia was efficiëntie leidend. In crisissituaties leidt ‘lean and mean’ tot roofbouw en hapering’

Het brengt ons bij de vraag hoe ‘in’ het onderwijs kan worden omgegaan met grootschalige rampen of crises. Ik zie daarvoor drie voorwaarden. Ten eerste buffercapaciteit. Daarbij draait het in elk geval om personele capaciteit. Dus ruimer investeren in onderwijzend personeel door uit te gaan van minder leerlingen en studenten per docent.

Maar ook, vanwege het huidige toenemend lerarentekort, andere oplossingen zoeken zoals functiedifferentiatie. Denk aan onderwijsassistenten, pedagogische conciërges of studiebegeleiders.

Noodgeneratoren

In de coronacrisis is buffercapaciteit in de fysieke infrastructuur heel belangrijk gebleken, zoals de ruimte en indeling van onderwijsgebouwen, ventilatie, verwarming en digitale infrastructuur. Bij andersoortige crises kan het ook gaan om plekken om te schuilen of noodgeneratoren. De Onderzoeksraad voor Veiligheid wijst er terecht op dat veel organisaties in de publieke sector nu buffercapaciteit ontberen omdat decennialang efficiëntie het leidende principe was. Maar in crisissituaties leidt lean and mean tot roofbouw, hapering en sluiting.

Voor het onderwijs komt daar nog eens bovenop dat al voor de coronacrisis sprake was van capaciteitstekort en gebrekkige fysieke infrastructuur veroorzaakt door het oplopend tekort aan leraren en schooldirecties, ontoereikende structurele financiering en verwaarloosde en verouderde schoolgebouwen. Behalve het opbouwen van buffercapaciteit, moet bij een langetermijnstrategie dus ook het op orde brengen van de basiscondities centraal staan.

Een tweede voorwaarde is flexibiliteit. Voor kwalitatief goed onderwijs is naast een stimulerende en veilige sociale gemeenschap ook structuur, focus, duidelijkheid en rust nodig. Flexibiliteit moet daarom worden ingebouwd in evenwicht met vaste structuren, werkwijzen en routines. Bijvoorbeeld door klassikaal onderwijs, hoorcolleges en vaste groepen te combineren met wisselende trajecten en groepen en met maatwerk. Doordachte inzet van digitale technologie maakt het onderwijs flexibeler. We kunnen hierin voortbouwen op de noodgedwongen ervaringen tijdens de coronacrisis.

Duivelse dilemma’s

Ten slotte rechtvaardigheid. Tijdens crises spelen altijd kwesties van rechtvaardige verdeling van (risico’s) op pijn, verlies of schade, die niet zelden leiden tot duivelse dilemma’s. Om te voorkomen dat we bij zulke verdelingskwesties een te eenzijdig perspectief kiezen, bijvoorbeeld alleen een economische invalshoek of gezondheidsoogpunt, moeten andere perspectieven zoals dat van onderwijs vooraf zijn uitgewerkt.

Voorafgaand aan een crisis moet al helder zijn welke prijs we betalen – materieel en immaterieel, individueel of als samenleving – als jongeren geen volwaardig onderwijs kunnen volgen, als hun schoolloopbaan stokt en als hun diploma aan deflatie leidt.

Deze draai in anders omgaan met het onderwijs in tijden van crisis vergt verdere doordenking en nieuw perspectief. Voor de komende jaren is het devies voor de overheid: het onderwijs uit de crisisstand, niet terug naar ‘het oude normaal’ maar op naar robuuster en crisisbestendig onderwijs.