Persbericht: Overheid moet grenzen aan vrijheid van onderwijs duidelijker aangeven en scherper handhaven
Baken helder af wat in het onderwijs moet, wat mag en wat niet mag als het gaat om de vrijheid van onderwijs. En neem daarbij de democratische rechtsstaat als normatief kader. Dat adviseert de Onderwijsraad over artikel 23 van de Grondwet in het advies Grenzen stellen, ruimte laten. Scholen hebben zich aan het kader van de democratische rechtsstaat te houden, leveren er een bijdrage aan en mogen het niet ondermijnen. Dit geldt ook voor de overheid. Die moet de grenzen duidelijker aangeven en scherper handhaven. Die begrenzing is nodig zodat de vrijheid van onderwijs, de ruimte in het onderwijs voor een bepaalde (levens)overtuiging, religie of pedagogische opvatting, toekomstbestendig is binnen de democratische rechtsstaat en de samenleving.
Bij discussies en controverses rondom de vrijheid van onderwijs is lange tijd eenzijdig aandacht geweest voor de ruimte voor de eigen visie en identiteit van de school. De Onderwijsraad benadrukt dat de vrijheid van onderwijs niet vrijblijvend is en dat er grenzen aan zijn vanuit het kader van de democratische rechtsstaat. In dit advies uit eigen beweging geeft de raad een richtsnoer voor wat de rijksoverheid van scholen hoort te eisen en welke grenzen aan de vrijheid van onderwijs de overheid dient te bewaken en hoe. En ook welke grenzen de overheid zelf te respecteren heeft.
Voorzitter Edith Hooge:“Het is nodig om de ‘common ground’ in het onderwijs meer te benadrukken: wat is zo belangrijk en gemeenschappelijk in onze samenleving dat alle kinderen op alle scholen er kennis van moeten nemen? En om duidelijk te zijn over waarvoor geen ruimte is op school, wat niet mag. Ook met het oog op de rechten en vrijheden van het kind en sociale veiligheid op school. De democratische rechtsstaat biedt hiervoor een goed kader.”
Verplichte inhoud onderwijs in democratisch burgerschap preciezer uitwerken
De ruimte waarin scholen vrij zijn eigen keuzes te maken wordt begrensd door de verplichte gemeenschappelijke kern van onderwijsinhoud en -doelen die iedere school moet aanbieden aan alle leerlingen. Met dit advies geeft de Onderwijsraad aan welke onderwijsinhoud en -doelen op het gebied van ‘democratisch burgerschap’ deel uit horen te maken van die verplichte gemeenschappelijke kern. Want het is de plicht van iedere school, openbaar en bijzonder, om alle leerlingen te leren hoe vanuit hun eigen overtuiging, waarden en normen te functioneren in een open en vrije samenleving en daaraan bij te dragen. Het verhaal over de eigen overtuiging en visie van de school is voor de raad nadrukkelijk iets wat een school kan toevoegen aan deze verplichte gemeenschappelijke kern. En niet andersom.
Het Nederlandse onderwijs in democratisch burgerschap kan en moet beter, doordachter en systematischer. Het is zeer verontrustend dat onderzoek aantoont dat de kennis van Nederlandse jongeren over democratie en rechtsstaat beperkt is en er grote verschillen zijn in het onderwijs. De nieuwe wettelijke burgerschapsopdracht voldoet als basis, maar de opdracht vergt volgens de raad nadere uitwerking. Waar scholen aandacht aan horen te besteden, moet preciezer worden aangegeven in bijvoorbeeld kerndoelen, eindtermen en kwalificatie-eisen. Zo hoort de overheid wettelijk te waarborgen dat democratisch burgerschap een volwaardige plek heeft in het curriculum van elke school.
Overheid moet scherper toezien en beter handhaven
De vrijheid van onderwijs wordt ook begrensd door wat niet mag binnen een school. Vanuit de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat bezien zijn sommige situaties, praktijken en uitlatingen van scholen verboden. Belangrijke normen daarvoor zijn bijvoorbeeld respect voor verscheidenheid, non-discriminatie, gelijke behandeling, verdraagzaamheid en de afwezigheid van dwang.
De overheid moet er scherper op toezien dat scholen zich houden aan wetgeving en beter handhaven, bijvoorbeeld als scholen discrimineren of antidemocratisch gedachtegoed overdragen. De raad adviseert hierbij vaker buiten de onderwijswetgeving te kijken en beter gebruik te maken van gelijkebehandelingswetgeving, het rechtspersonenrecht, het strafrecht en het civiele aansprakelijkheidsrecht.